Mijn 25stekeer Ethiopië zit er weer bijna op. Ik probeer zoveel mogelijk bij de kinderen te zijn en te zien dat ze zoveel mogelijk kunnen spelen. De grote jongens heb ik leren wiezen, we spelen voor stickers van de rode duivels. Dat is pas een motivatie om goed na te denken, maar evengoed een motivatie om te proberen valsspelen.
De kleine kinderen geef ik wat taakjes tussen het spelen door, beetje opruimen of helpen met de afwas. De meeste doen dit met plezier, en vinden de aandacht alleen al geweldig. Het is niet simpel om mijn aandacht zo te verdelen over alle kinderen, de vragen van het personeel en het werk aan mijn computer dat zich opstapelt.
En dan komt het afscheid nemen er binnen een paar dagen aan. Elke keer is dat hetzelfde, en het is wel een routine geworden, maar toch… Elke keer afscheid nemen in België, om dan 2 dagen te reizen en dan enkele weken later terug afscheid te nemen in Hawassa en weer 2 dagen te reizen. Tel dat op en ik heb al 150 dagen gereisd en afscheid genomen, dat is bijna een half jaar. Het bot wat af.
Hetzelfde heb ik met de miserie hier in Ethiopië. Elke keer zijn er dingen die me enorm raken, maar die momenten worden zeldzamer. Ooit dacht ik, nu heb ik alles gezien. Dat was toen ik een vrouw gras zag eten. Maar later hebben we een vrouw met lepra geholpen, kreeg ik verhalen over vrouwen die zuur in hun gezicht kregen van hun rivalen, hebben we ouders van onze kinderen begraven, hebben we moeten vechten voor sommige van onze kinderen,… en sommige zaken zijn gewoon te absurd om zomaar neer te schrijven.
Dus blijven we gaan, en blijven we deze kinderen helpen, elke dag opnieuw. Vanuit België en in Ethiopië. Al bijna 10 jaar, al 25 trips, 50 keer afscheid nemen, 100 dagen reizen. Moet dat gevierd worden? Nee, zolang kinderen op straat slapen, kinderen zich prostitueren om te overleven en er mensen de kansen niet krijgen die ze verdienen, wordt er niet gevierd. Het motiveert wel.
Vanavond drink ik gewoon een pintje, op naar de volgende 25.